In mijn straat wonen twee dames op leeftijd. Ze delen niet alleen een huis met elkaar, maar ook lief en leed. De ene dame is hoogbejaard, de andere wat jonger. Toch zou zij omgerekend ook al zo’n tachtig mensenjaren tellen.
 
Mijn buurvrouwtje en haar hond. Een dakloos hondenmeisje dat een gouden mandje vond en een oude dame die liefde over had en haar nu naar hartenlust bemoedert. In het bedrijfsleven of de politiek zouden ze dit een win-winsituatie noemen, en dat is het ook.
 
Nu komt de ouderdom met gebreken – om er maar even een cliché tegenaan te gooien – en de combinatie van een dame die wat moeilijk ter been is en een hond met een pittig karakter bleek in de praktijk helaas toch niet altijd even handig te zijn.
Er kwam een moment waarop wij als omwonenden, nadat ze tijdens het uitlaten een paar keer stevig door hondjelief ondersteboven was getrokken, samen met de buurvrouw tot de conclusie kwamen dat de wandelingen voor haar een te groot risico werden, vooral met het oog op mogelijke botbreuken.
 
Wat doe je dan als buren onder elkaar? Precies: je bundelt de krachten en laat om de beurt de hond van de buurvrouw uit. Want je wilt tenslotte niet dat er een einde moet komen aan een samenlevingsvorm die voor beide partijen zoveel betekent.
De buurvrouw, nog zeer goed in staat om haar eigen leven te regisseren, beheert de agenda.
 
Zo komt het dus dat ik een aantal ochtenden per week met mijn hondenbuurmeisje door de polder loop. Als het regent vinden we een kort stukje allebei wel best, als het droog is wandelen we wat langer. Soms wacht ik even op haar omdat er moet worden gesnuffeld, soms wacht zij even op mij omdat er een foto moet worden gemaakt van de zonsopkomst of van een mooie lucht.
En bij thuiskomst maak ik dan een praatje met de buurvrouw. Over van alles en nog wat.
 
Op een ochtend hadden we het over het begin van de Tweede Wereldoorlog, ze was toen bijna dertien. Ze vertelde over de schuilkelder die buurman Janus had gegraven onder de dijk. Met haar ouders en haar broer zat ze daar, in afwachting van wat er komen ging. Janus was er zelf ook, met zijn vrouw en zijn schoondochter Janna, die zwanger was van haar eerste kindje. De sfeer was angstig en gespannen, vooral ook omdat Janna’s man Kees als dienstplichtige was opgeroepen om Tholen te verdedigen. Ze wisten op dat moment niet of ze hem ooit nog zouden terugzien.
 
Soms gebeurt er iets wat je even niet had zien aankomen. Dit was voor mij zo’n moment, want weet je: Janna was mijn oma en ze was toen zwanger van mijn moeder.blog
Het is goedgekomen: opa kwam heelhuids thuis en ze kregen samen twaalf kinderen.
 
Wat mooi dat mijn buurvrouw – vanwege haar hoge leeftijd – nog de mogelijkheid had om mij dit bijzondere verhaal over mijn opa en oma te vertellen!
 
 
Tut de volgende keer,
 
 
Lianne